Strokenteelt, hoe gaat dat dat in zijn werk? Wat wordt er van je als boer verwacht en wat brengt het op? Kees Sijbenga uit het Drentse Hooghalen en Arjan Hofstee uit Nieuw-Beerta (proefboerderij Ebelsheerd) hebben afgelopen seizoen een cursus gevolgd bij Wageningen University & Research (WUR) en daarna geëxperimenteerd met strokenteelt. Zij vertellen over hun ervaringen.
Strokenteelt Hooghalen
Kees Sijbenga heeft op zijn boerderij gekozen voor stroken van 6 meter breed, omdat de zaaimachine een werkbreedte heeft van 3 meter en de wiedeg van 6 meter. In het voorjaar was alles geploegd, zodat hij met een geheel schoon perceel konden beginnen. Sijbenga: “Ploegen is na de winter op onze zandgrond het makkelijkst, om alle aanwezige onkruiden kwijt te raken”.
Het bedrijf bestaat uit een akkerbouw- en pluimveetak en het streven is om een groot deel eigen voer te verbouwen voor de kippen. Daarnaast is gezocht naar gewassen die goed groeien op de zandgrond en een goede grondstof vormen voor het kippenvoer. Sijbenga: “Dan kom je al snel uit in de hoek van de granen en vlinderbloemigen. Ook heb ik gekeken of we mengteelt konden toepassen in de strokenteelt. Dit resulteerde in de volgende gewassen: korrelmaïs en boekweit, die alleen op een strook gezaaid werde. Daarnaast is in mengteelt erwten met gerst, veldbonen met tarwe, erwten met triticale en lupinen met haver geteeld”.
Alle gewassen, op de boekweit na, werden geëgd. De maïs werd ook nog geschoffeld. Deze werkzaamheden ondervonden door de strokenteelt alleen maar voordelen, omdat het perceel minder kopakkers kreeg. Sijbenga: “Normaal zijn onze percelen 300 à 400 meter lang, maar nu 1.100 meter. Het bemesten is wel lastiger. Alle gewassen hebben de zelfde hoeveelheid mest gekregen. De stroken maïs zouden iets meer kunnen hebben”. Het bemesten met vaste mest gebeurde voor het ploegen. Het beregenen met een haspel vraagt wel meer aandacht, omdat sommige gewassen hier eerder aan toe zijn dan andere. Sijbenga: “Een beregeningsboom of druppelslang zou dan praktischer zijn”.
Positief
Wat positief naar voren kwam was de biodiversiteit van allerlei insecten. Volgens Sijbenga een gevolg van strokenteelt, in combinatie met mengteelt. Het doel om minder plaaginsecten in de gewassen te hebben, is gehaald. Zo kwamen het afgelopen jaar luizen nagenoeg niet voor. Ook zag Sijbenga dat ziekten minder kans kregen om in de gewassen te komen. “Het zijn immers geen grote percelen meer. Zou er toch een ziekte in komen, dan breidt deze zich minder snel uit”.
De opbrengsten zijn naar omstandigheden (veel droogte) goed en van goede kwaliteit. Op basis van deze ervaringen besluit Sijbenga door te gaan met de strokenteelt op zijn bedrijf. “Het is een andere invulling en indeling van de percelen, met zeker positieve gevolgen. Veranderingen stuiten vaak op weerstand, omdat het om nieuwe ontwikkelingen gaat en we nog niet alles kennen. Strokenteelt zie ik als een positieve ontwikkeling, die het waard is om in ons bedrijf verder door te voeren en te verbeteren”.
Strokenteelt Oldambster klei
Arjan Hofstee, bedrijfsleider van SPNA-proefboerderij Ebelsheerd, over zijn ervaringen op zware klei: “Afgelopen jaar was natuurlijk een bijzonder jaar, niet alleen vanwege Covid-19, maar ook vanwege het weer. We kwamen uit een hele natte herfst en winter, waarna een schraal en droog voorjaar volgde. Dit heeft ook zijn uitwerking gehad op het perceel met strokenteelt van afgelopen jaar”.
Op Ebelsheerd wordt gewerkt met niet kerende grondbewerking, in combinatie met rijpaden (3,2 meter). De stroken zijn 6,4 meter breed: twee rijpaden breed. Deze breedte past goed bij de mechanisatie. Uit onderzoek blijkt dat smalle stroken het beste resultaat bieden, als het gaat om de positieve effecten op biodiversiteit. Op Ebelsheerd is gekozen voor een intensieve strokenteelt, ook omdat het proefbedrijf graag voorloper wil zijn. Het bouwplan is samen met WUR opgesteld en bevat een 8-jarige vruchtwisseling, bestaande uit: grasklaver, sperziebonen, wintertarwe, pompoen, haver, uien, zomertarwe en erwten.
Hofstee: “Wat mij dit jaar wel parten heeft gespeeld is de droogte in het voorjaar. In het vroege voorjaar stond er nog een groenbemester op het perceel. Deze moest mechanisch worden opgeruimd. Dit ging niet vanzelf en is drie keer herhaald. Met als gevolg dat er 5 à 6 centimeter losse, uitgedroogde grond achterbleef. Ik heb toen eerst twee keer beregend over de totale breedte. Achteraf hadden sommige specifieke gewassen als erwten en ui vaker beregend moeten worden, maar ook de sperziebonen hadden wat meer water kunnen gebruiken en allemaal op een ander moment”.
Ook Hofstee komt tot de conclusie dat bij strokenteelt een beregeningsboom meer geschikt is dan een haspel. Over de opbrengst is hij matig tevreden. Deze vindt hij gezien de omstandigheden ook niet goed vergelijkbaar met de opbrengsten van de monoculturen. Hofstee: “De opbrengsten van de in monocultuur geteelde gewassen zijn beter, op de pompoen na. Maar daar kon op het juiste moment beregend worden. Ook was de structuur daar beter in het voorjaar”.
Meevaller
Wat Hofstee wel opvalt is dat hij weinig extra tijd nodig heeft om strokenteelt te bewerken. Daar werd in de studiegroep nogal tegen opgezien. Maar in de praktijk valt dit volgens hem erg mee. Hofstee: “Wanneer de strookbreedte maar klopt met je mechanisatie, is het alleen de extra tijd op de wendakker. Dat valt in het niet met de tijd die je normaal met een bewerking bezig bent”.
Tot slot benadrukt Hofstee dat strokenteelt ook gewoon een mooi gezicht is, gekoppeld aan meer biodiversiteit. Hij ziet nog veel verbeterpunten, maar is zeker van plan om door te gaan.